Перевод: со всех языков на все языки

со всех языков на все языки

het is tien over tien

  • 1 het is tien over tien

    het is tien over tien

    Deens-Russisch woordenboek > het is tien over tien

  • 2 het is tien voor/over tien

    het is tien voor/over tien
    it's ten to/after (ten)

    Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het is tien voor/over tien

  • 3 tien

    dix
    voorbeelden:
    1   in negen van de tien gevallen neuf fois sur dix
         hoofdstuk tien chapitre dix
         tien juli le dix juillet
         hij woont op nummer tien il habite au (numéro) dix
         een stuk of tien une dizaine
         wij waren met ons tienen nous étions (à) dix
         iets in tienen delen diviser qc. en dix
         het is tien over tien il est dix heures dix
         tien tegen één (dat) il y a gros à parier (que)
         hij ziet eruit of hij niet tot tien kan tellen il n'a pas inventé l'eau chaude
         het is tien voor il est moins dix
         een tien voor Engels un dix (sur dix) en anglais; in Frankrijk vingt sur vingt en anglais
    ¶   een man of tien une dizaine (de personnes)

    Deens-Russisch woordenboek > tien

  • 4 over

    over1
    [voorbij] over finished
    voorbeelden:
    1   de pijn is al over the pain has gone
         dat is over that is done with/finished
         over was de pret the party was over
    II bijwoord
    [van de ene plaats naar de andere] across, over
    [resterend] left, over
    [boven de maat] spare
    voorbeelden:
    1   zij wandelden nog eens de markt over they walked across the market-place once more
         verkeerklaar, over! cross now!
         met het vliegtuig ben je in een paar uur over you get across in a few hours by (aero)plane
         morgen gaan we over we are moving tomorrow
         deze leerling is over this pupil has moved up
         men liep over en weer there was a lot of toing and froing
         zij zijn over uit Canada they are over from Canada
         over en weer back and forth; van weerskanten from both sides
         elkaar maar over en weer verwijten maken do nothing but pass the blame (onto one another)
    2   er is 10 gulden over there are 10 guilders left
         als er genoeg tijd over is if there is enough time left
         het is over van gisteren that is left over from yesterday
         communicatiemediaover! over (to you)!
    3   redenen te over plenty of/abundant reasons
    ————————
    over2
    voorzetsel
    [boven] over, above
    [op, langs, aan de andere kant van] across, over
    [met betrekking tot het bedekken van een oppervlak] over, across
    [wat betreft] about
    [via] by way of, via
    [gedurende] over
    [wegens] about
    [boven/langs iets heen] over across
    [na verloop van] after, in
    10 [meer/verder dan] over, past
    11 [met betrekking tot een relatie van een meerdere tot mindere] over
    voorbeelden:
    1   zij boog zich over het ledikantje she bent over the cot
    2   hij werkt over de grens he works across/over the border
         over de heuvels over/beyond the hills
         een koude rilling liep over haar rug a cold shiver ran down her spine
         over straat lopen walk in/across the street; oversteken cross (over) the street
         met de benen over elkaar (geslagen) with legs crossed
    3   over de hele lengte all along
         schakeneen match over zes partijen a match consisting of six games
         werk verdelen over de mensen share out work among the people
         dwars over het pad right across the path
         een kleed over de tafel leggen put a cloth over/on the table
         over de hele wereld all over the world
         zij heeft iets innemends over zich she has got something charming about her
    4   een film over Gandhi a film about Gandhi
         de winst over het vierde kwartaal the profit over the fourth quarter
         over deze zaak heb ik niets te zeggen on this matter I have nothing to say
         zijn gedachten over iets laten gaan turn something over in one's mind
    5   over een brug lopen walk over a bridge
         zij communiceren over de mobilofoon they communicate by mobile telephone
         zij reed over Nijmegen naar Zwolle she drove to Zwolle via Nijmegen
         over de post by post
         een brug over de rivier a bridge over/across the river
    6   iets bespreken over een glas wijn discuss something over a glass of wine
         over een periode van … over a period of …
    7   voldaan over de afloop satisfied with the outcome
         verheugd over delighted at/with
    8   over de grens komen get over the border
         vallen over iets/iemand figuurlijk take exception to something/someone
    9   over een dag of tien/twee minuten in about ten days(' time)/in two minutes(' time)
         zaterdag over een week a week on/from Saturday
    10  zij is twee maanden over tijd ook figuurlijk she is two months overdue
         hij is over de zeventig ook he has turned seventy
         tot over zijn oren in de problemen zitten be up to one's neck in trouble
         hij is over de twee meter (lang) he is over two metres (tall)
         het is over vieren it is past four
         het is kwart over vijf it is a quarter past five
         een man van over de zeventig (jaar oud) a man of over seventy (years old)
         het is vijf over half zes it is twenty-five to six
    11  beschikken over have at one's disposal

    Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > over

  • 5 over

    over1
    [voorbij] passé
    voorbeelden:
    1   het onweer is over l'orage est passé
    II bijwoord
    [van de ene plaats naar de andere] à travers
    [op een andere plaats] de l'autre côté
    voorbeelden:
    1   zij liep de gang over elle traversa le couloir
         over en weer de part et d'autre
         over en weer lopen faire les cent pas
         elkaar over en weer verwijten maken se faire des reproches réciproques
    2   zij was de straat al over elle avait déjà traversé (la rue)
         morgen gaan we over on déménage demain
         mijn tante is gisteren over geweest hier ma tante est venue nous voir
         communicatie(media) over! terminé!
    → link=reden reden
    ¶   zij heeft nog wat tijd over il lui reste un peu de temps
         Algemeen Zuid-Nederlands daar kan ik niet van over ça me dépasse
         te over plus qu'il n'en faut
         voorbeelden te over les exemples abondent
         gelegenheid te over! les occasions ne manquent pas!
    ————————
    over2
    voorzetsel
    [algemeen] sur
    [via] par
    [boven, langs iets heen] au-dessus de
    [aan de andere kant van] de l'autre côté de
    [na verloop van] dans
    [meer, verder dan] plus de
    [tegenover] en face de
    voorbeelden:
    1   een film over Ghandi un film sur Ghandi
         het nieuws verspreidde zich over het hele land la nouvelle se répandit dans tout le pays
         over de straat lopen marcher dans la rue
         zij heeft iets innemends over zich elle a qc. d'avenant
    2   zij reed over Nijmegen naar Zwolle elle s'est rendue à Zwolle par Nimègue
         over de post par la poste
         ik heb het over de radio gehoord je l'ai entendu à la radio
    3   over de grens komen franchir, passer la frontière
    5   over een dag of tien dans une dizaine de jours
         vandaag over acht dagen aujourd'hui en huit
    6   hij is over de twee meter (lang) il dépasse les deux mètres
         de temperatuur was over de 30° il faisait plus de 30°
         het is over vieren il est quatre heures passées
    → link=wereld wereld
    7   zij wonen schuin over het stadhuis ils habitent presque en face de l'hôtel de ville

    Deens-Russisch woordenboek > over

  • 6 tien

    tien1
    〈de〉
    [cijfer] ten
    [tiental] ten
    voorbeelden:
    1   een tien met een griffel (en een zoen van de juffrouw) top of the class, A plus gold star
         een tien voor Engels an A+ for English
         zij kreeg een tien voor haar examen ook she aced her exam
    ————————
    tien2
    telwoord
    ten; data tenth
    voorbeelden:
    1   tien fouten in tien regels ten mistakes in as many lines
         hoofdstuk tien chapter ten
         zij is tien jaar she is ten years old/of age
         tien jaar a decade
         een man of tien about ten people
         tien minuten pauze nemen take ten
         wij waren met ons tienen there were ten of us
         tien tegen één dat … ten to one that …
         hij ziet eruit of hij niet tot tien kan tellen he doesn't look very bright
         het is tien voor/over tien it's ten to/after (ten) 〈ook → link=drie drie

    Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > tien

  • 7 dix

    dix [dies]
    telwoord
    voorbeelden:
    1    Charles dix Karel de Tiende
          figuurlijk〉 répéter dix fois la même chose tien keer, vaak hetzelfde herhalen
          il est dix heures dix het is tien over tien
          le dix septembre tien september
          il a eu dix (sur vingt) hij heeft een vijf gehaald tien van de twintig punten
          être dix met z'n tienen zijn
          il est moins dix het is tien voor
      →  un¹
    ¶    ça vaut dix dat is om je rot te lachen
    m, adj

    Dictionnaire français-néerlandais > dix

  • 8 walk

    n. wandeling, loop; voettocht; weggetje; doorgang; trottoir; manier van lopen; beroep, baan; loopbaan
    --------
    v. lopen, wandelen; voettocht maken; leiden; brengen; gedragen
    walk1
    [ wo:k]
    wandelgangpromenade; voetpad
    voorbeelden:
    3   have/take a walk, go for a walk een wandeling (gaan) maken
         a ten-minute walk een wandeling van tien minuten
    4   walk of life beroep, roeping; (maatschappelijke) rang/stand
         all walks of life elke rang en stand
    voorbeelden:
    1   it is ten minutes' walk het is tien minuten lopen
    ————————
    walk2
    lopen
    voorbeelden:
    1   walk in one's sleep slaapwandelen
    walk away from informeel er ongedeerd afkomen bij ongeluk; sport met gemak achter zich laten
         informeelwalk away/off with er vandoor gaan met, stelen; gemakkelijk winnen
         walk off opstappen, er vandoor gaan
         walk out informeel het werk onderbreken, staken; opstappen, weglopen bijvoorbeeld bij overleg
         informeelwalk out on someone iemand in de steek laten
         walk tall het hoofd hoog dragen, trots zijn
         walk up! kom erin!, komt dat zien! bijvoorbeeld bij circus
         walk up to someone op iemand afgaan
         walk into a job gemakkelijk aan een baan komen
         informeelwalk over met gemak achter zich laten/overwinnen
         informeelwalk (all) over someone met iemand de vloer (aan)vegen
    lopengaan, te voet afleggen afstand
    lopen over/door/langs/op bewandelen
    laten/doen lopen uitlaten bijvoorbeeld hond; stapvoets laten lopen paard
    voorbeelden:
    1   walk off one's fat het buikje eraf lopen
    3   walk someone home iemand naar huis brengen
    4   informeelwalk someone off his feet iemand de benen uit zijn lijf laten lopen
    → learn learn/

    English-Dutch dictionary > walk

  • 9 nach

    nach1
    bijwoord
    voorbeelden:
    1    jemandem nach (müssen) iemand achterna (moeten)
    ¶    nach und nach langzamerhand, geleidelijk (aan)
          nach wie vor nog altijd
    ————————
    nach2
    〈voorzetsel + 3〉
    2 na 〈m.b.t. tijd〉
    3 na 〈m.b.t. plaats〉
    4 naarvolgens, overeenkomstig
    voorbeelden:
    1    nach dem Arzt schicken de dokter laten komen
          ein Fenster geht, liegt nach dem Garten een raam ziet uit op de tuin
          nach Hilfe rufen om hulp roepen
          nach allen Richtungen naar, in alle richtingen
          nach jemandem rufen om iemand roepen
    2    nach Christus, nach Christi Geburt na Christus
          nach Wochen weken daarna, later
          es ist Viertel nach zehn het is kwart over tien
    3    der mächtigste Herr nach dem Kaiser de machtigste heer na de keizer
          Schritt nach Schritt stap na stap
          eins nach dem andern het een na het ander
          bitte, nach Ihnen! na u!
          figuurlijketwas nach sich ziehen iets tot gevolg hebben
    4    meiner Ansicht, Meinung nach naar mijn mening, volgens mij
          culinarianach Art des Hauses (à la) maison
          nach Diktat schreiben onder, volgens dictaat schrijven
          nach Farben ordnen per kleur ordenen
          nach Gebühr naar verdienste
          nach dem Gedächtnis uit het geheugen
          nach dem Gefühl op het gevoel (af)
          nach unserem Geld in onze munt
          etwas nach Gewicht verkaufen iets bij 't gewicht verkopen
          der Größe nach in volgorde van grootte
          formeelnach Herkunft van afkomst
          der Reihe nach één voor één, om de beurt
          dem Sinn nach sagte er Folgendes wat hij zei kwam op het volgende neer
          seiner Sprache nach naar zijn taal te oordelen
          ein Mann nach der Uhr een man van de klok

    Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > nach

  • 10 sac

    sac [saak]
    〈m.〉
    1 zak
    2 tas
    4 informeel poen centen
    voorbeelden:
    1    sac à charbon kolenzak
          sac de charbon zak kolen
          sac de couchage slaapzak
          sac à dos rugzak
          sac à malice goochelaarszak
          sac de papier papieren zak
          sac de plage badtas
          sac en plastique plastic zak
          sac lacrymal traanzak(je)
          sac postal postzak
    2    sac d'écolier schooltas
          sac (à main) (hand)tas
          sac en plastique draagtas
    3    mettre à sac plunderen
    4    avoir le sac poen hebben
          épouser le sac een wijf met poen trouwen
    ¶    le sac et la cendre boete(doening)
          sac d'embrouilles onbeschrijfelijke bende, mistig zaakje
          sac à malice slimmerd
          un sac de noeuds een onontwarbaar probleem
          c'est un sac d'os het is vel over been
          figuurlijk〉 sac à puces nest bed
          sac à vin zuiplap
          informeel〉 vider son sac zijn hart uitstorten
          l'affaire est dans le sac de zaak is in kannen en kruiken
          mettre dans le même sac op dezelfde hoop gooien
          être ficelé comme un sac er als een vogelverschrikker bij lopen
      →  fondmainmisetour
    ————————
    sac (à main)
    m
    1) zak
    2) tas
    3) poen, geld

    Dictionnaire français-néerlandais > sac

  • 11 il est dix heures dix

    il est dix heures dix

    Dictionnaire français-néerlandais > il est dix heures dix

  • 12 vingt

    vingt [vẽ]
    telwoord
    voorbeelden:
    1    dans les années vingt in de twintiger jaren
          il est sept heures moins vingt het is tien minuten over half zeven
    ¶    je vous l'ai répété vingt fois ik heb het u wel honderd keer gezegd
    m, adj

    Dictionnaire français-néerlandais > vingt

  • 13 minuut

    [deel van een uur of graad] minute
    [origineel van een akte] original (of the instrument)
    [ogenblik] second, minute
    voorbeelden:
    1   het is tien minuten lopen it's a ten-minute walk
         je hebt er op de minuut af vijf uur over gedaan it took you precisely five hours
         om drie minuten voor/over half vier at three twenty-seven/thirty-three, at twenty-seven minutes past three/to four
    2   de akte berust in minuut bij de notaris the original is with the notary
    3   een minuut(je) geduld alstublieft just a second please
         de situatie verslechterde met de minuut the situation was getting worse by the minute

    Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > minuut

  • 14 il est sept heures moins vingt

    il est sept heures moins vingt

    Dictionnaire français-néerlandais > il est sept heures moins vingt

  • 15 Viertel

    Viertel
    〈o.; Viertels, Viertel〉
    1 vierde, kwart vierde deel
    3 kwartier, kwartaal
    4 kwart liter, 125 gram
    voorbeelden:
    3    es ist (ein) Viertel elf, drei Viertel elf het is kwart over tien, kwart voor elf

    Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Viertel

  • 16 es ist Viertel nach zehn

    Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > es ist Viertel nach zehn

  • 17 good

    adj. goed; aangenaam; plezierig; eerlijk, rechtschapen; waard zijn
    --------
    adv. goed, op een goede manier
    --------
    n. goedheid; winst; goederen
    good1
    [ goed]
    goedwelzijn, voorspoed
    nut voordeel
    goed werk dienst
    goedheidverdienste, deugd(zaamheid)
    voorbeelden:
    1   milk does you good melk is goed voor u
         for the common good voor het algemeen welzijn
         it will do him all the good in the world hij zal er erg van opknappen/opkikkeren
         he will come to no good het zal slecht met hem aflopen
         for his (own) good om zijn eigen bestwil
    2   it's no good (my) talking to her het heeft geen zin met haar te praten
         what is the good of it? wat voor nut heeft het?
         it's no good het heeft geen zin, het wordt niks
         vaak ironischmuch good may it do you! dat het je wel bekome!, geluk ermee!
    3   be after/up to no good niets goeds in de zin hebben
    4   good and evil goed en kwaad
    for good (and all) voorgoed, voor eeuwig (en altijd)
         〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 be in good with in een goed blaadje staan bij
         £10 to the good tien pond te goed; tien pond over; tien pond extra; tien pond voordeel/winst
    → bad bad/
    II meervoud
    〈vaak attributief; voornamelijk Brits-Engels〉 goederen voor treinvervoervoornamelijk Amerikaans-Engels vracht
    voorbeelden:
    3   juridischgoods and chattels persoonlijke bezittingen
    by goods per/met de goederentrein
         slang(she thinks he is) the goods (ze vindt hem) de ware Jacob
    ————————
    good2
    〈bijvoeglijk naamwoord; better [bettə], best [ best]
    goedkwaliteitsvol; knap, kundig
    goedprijzenswaardig; correct, juist
    goedfatsoenlijk, betrouwbaar
    aardiglief, goed; gehoorzaam
    goedaangenaam, voordelig; lekker, smakelijk, gezond
    afdoend geldig
    aanzienlijkaardig groot/veel/lang 〈enz.〉
    voorbeelden:
    1   a good looker een knappe man/vrouw; een mooi iets
         good looks knapheid
         good sense gezond verstand
         good soil vruchtbare bodem/grond
         good for you, 〈Brits-Engels; gewestelijk〉good on you goed zo, knap (van je)
    2   the good cause de goede zaak
         good English goed/correct Engels
         my watch keeps good time mijn horloge loopt gelijk
         all in good time alles op zijn tijd
         make good het er goed afbrengen, het maken, slagen voornamelijk financieel; goedmaken; vergoeden schulden; nakomen, vervullen belofte herstellen schade
         be good for a laugh grappig zijn, een lachje waard zijn
    3   good breeding welgemanierdheid
         (in) good faith (te) goede(r) trouw
         make good one's escape slagen in een ontsnapping
    4   ironischmy good friend mijn waarde (vriend)
         good humour opgewektheid
         my good man mijn beste man; mijn lieve man verontwaardigd
         good nature goedaardigheid
         put in a good word for, say a good word for een goed woordje doen voor, aanbevelen
         be good enough (to) wees zo vriendelijk, gelieve
         be so good as to wees zo vriendelijk, gelieve
         it's good of you to help him het is aardig van u om hem te helpen
    5   beer is not good for her/her health bier is niet goed/gezond voor haar
         good buy koopje, voordeeltje
         through the good offices of door de goede diensten van, met behulp van
         good afternoon goedemiddag
         good evening goedenavond
         good morning goedemorgen
         good night goedenacht, welterusten
         have a good time zich amuseren
         good times goede/voorspoedige tijden
         feel good zich lekker voelen; lekker aanvoelen
         it is good to be alive leve het leven, het leven is verrukkelijk
         keep good goed/vers blijven
         too good to be true te mooi om waar te zijn
    6   a good excuse een goed/geldig excuus
         this rule holds good deze regel is van kracht/geldt (nog)
    7   give someone a good beating iemand een f pak slaag geven
         stand a good chance een goede kans maken
         a good deal/many heel wat
         a good hour/ten miles ruim een uur/tien mijl
         a good while een hele poos, geruime tijd
    spreekwoorda good tale is none the worse for being told twice goed nieuws mag best vaak verteld worden
         spreekwoordthere is many a good tune played on an old fiddle iemands leeftijd zegt vaak niets over wat hij nog kan presteren
         spreekwoordall good things come to an end aan alle goede dingen komt een einde
         spreekwoordtoo much of a good thing is good for nothing te volle maat loopt over
         spreekwoordone good turn deserves another de ene dienst is de andere waard
         be in someone's good books bij iemand in een goed blaadje staan
         there's a good boy/girl/fellow wees nu eens lief, toe nou
         Good Friday Goede Vrijdag
         good God! goeie genade!, gossiemijne!
         as good as gold erg braaf/lief van kind
         have a good head on one's shoulders een goed verstand hebben
         good heavens! goeie/lieve hemel!
         neither fish, flesh, nor good red herring vlees noch vis
         keep good hours op tijd naar bed gaan
         make someone appear in a good light iemand in een gunstig daglicht stellen
         good luck (veel) geluk
         stroke of good luck buitenkansje
         have a good mind to veel zin hebben in
         throw good money after bad goed geld naar kwaad geld gooien, het ene gat met het andere stoppen
         in good spirits opgewekt, blij
         it's a good thing that het is maar goed dat
         it's a good thing to … het is verstandig om …
         a good thing too! maar goed ook!, het is maar gelukkig ook!
         too much of a good thing teveel van het goede
         make good time goed/lekker opschieten
         do someone a good turn iemand een dienst bewijzen
         good old Harry (die) goeie ouwe Harry
         as good as zo goed als, nagenoeg
         be good at goed/knap zijn in
         be good for £100,000 100.000 pond kunnen betalen, goed zijn voor 100.000 pond
         be good for another couple of years nog wel een paar jaar meekunnen/meegaan
         the good het goede; de goeden
    ————————
    good3
    bijwoord 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉
    goed
    voorbeelden:
    1   she is doing good ze doet het goed, ze gaat lekker
         things are going good het gaat goed
    good and … heel erg …
    → give give/, well well/

    English-Dutch dictionary > good

  • 18 put

    /put/ * ngoại động từ - để, đặt, bỏ, đút, cho vào (ở đâu, vào cái gì...) =to put a thing in its right place+ để vật gì vào đúng chỗ của nó =to put sugar in tea+ cho đường vào nước trà =to put somebody in prison+ bỏ ai vào tù =to put a child to bed+ đặt em bé vào giường, cho em bé đi ngủ - để, đặt vào, sắp đặt, sắp xếp (trong một tình trạng nào); làm cho, bắt phải =to put the clock fast+ để đồng hồ nhanh =to put a child to school+ cho em nhỏ đi học =to put a horse at (to) the fence+ cho ngựa vượt rào =to put the matter right+ sắp đặt vấn đề ổn thoả, sắp đặt công việc thoả đáng =to put out of joint+ làm cho long ra, làm jơ (máy...) =to put somebody in fear of...+ làm cho ai sợ... =to put somebody in his guard+ làm cho ai phải cảnh giác đề phòng =to put somebody off his guard+ làm cho ai mất cảnh giác không đề phòng =to put somebody ay his ease+ làm cho ai thoải mái =to put to shame+ làm xấu hổ =to put to the blush+ làm thẹn đỏ mặt =to put out of countenance+ làm cho bối rối, làm luống cuống, làm lúng túng =to put a stop to+ làm ngừng lại, ngừng, ngừng lại; chấm dứt =to put words to music+ đặt lời vào nhạc =to put a question+ đặt một câu hỏi - đưa, đưa ra, đem ra =to put somebody across the river+ đưa ai qua sông =to put to sale+ đem bán =to put to test+ đem thử thách =to put to trial+ đưa ra xét xử =to put to the torture+ đưa ra tra tấn =to put to death+ đem giết =to put to vote+ đưa ra biểu quyết =to put to express+ đem tiêu - dùng, sử dụng =to put one's money into good use+ dùng tiền vào những việc lợi ích =he is put to mind the furnace+ anh ta được sử dụng vào việc trông nom lò cao =the land was put into (under) potatoes+ đất đai được dùng vào việc trồng khoai, đất được trồng khoai - diễn đạt, diễn tả, nói, dịch ra =to put it in black and white+ diễn đạt điều đó bằng giấy trắng mực đen =I don't know how to put it+ tôi không biết diễn tả (nói) điều đó thế nào =put it into English+ anh hây dịch đoạn đó ra tiếng Anh =I put it to you that...+ tôi xin nói với anh rằng... =to put something into words+ nói điều gì ra lời, diễn tả điều gì bằng lời - đánh giá, ước lượng, cho là =to put much value on+ đánh giá cao (cái gì) =I put the population of the town at 70,000+ tôi ước lượng số dân thành phố là 70 000 - gửi (tiền...), đầu tư (vốn...), đặt (cược...) =to put money on a horse+ đặt cược (đánh cá) vào một con ngựa đua =to put one's money into land+ đầu tư vốn vào đất đai =to put all one's fortune into bank+ gửi hết tiền của vào nhà ngân hàng - cắm vào, đâm vào, bắn =to put a knife into+ cắm con dao vào, đâm con dao vào =to put a bullet through somebody+ bắn một viên đạn vào ai - lắp vào, chắp vào, tra vào, buộc vào =to put a horse to the cart+ buộc ngựa vào xe =to put a new handle to a knife+ tra cán mới vào con dao - (thể dục,thể thao) ném, đẩy (tạ) - cho nhảy, cho phủ, cho đi tơ (để lấy giống) =to put bull to cow; to put cow to bull+ cho bò đực nhảy bò cái * nội động từ - (hàng hải) đi, đi về phía =to put into harbour+ đi vào bến cảng =to put to sea+ ra khơi !put about - (hàng hải) trở buồm, xoay hướng đi (của con thuyền) - làm quay lại, làm xoay hướng đi (ngựa, đoàn người) - (Ê-cốt) gây bối rối cho, gây lúng túng cho; quấy rầy; làm lo lắng !put across - thực hiện thành công; làm cho được hoan nghênh, làm cho được tán thưởng (một vở kịch, một câu chuyện...) =you'll never put that across+ cậu chẳng thể thành công được đâu, cậu chẳng làm nên chuyện được đâu - (từ Mỹ,nghĩa Mỹ), (từ lóng) làm cho hiểu, làm cho được thừa nhận !to put aside - để dành, để dụm - bỏ đi, gạt sang một bên !put away - để dành, để dụm (tiền) - (từ lóng) uống, nốc (rượu); ăn, đớp (thức ăn) - (từ Mỹ,nghĩa Mỹ), (từ lóng) giết, khử - (từ lóng) bỏ tù - (từ lóng) cấm cố - (từ cổ,nghĩa cổ) bỏ, ly dị (vợ) !put back - để lại (vào chỗ cũ...) - vặn (kim động hồ) lùi lại; làm chậm lại - (hàng hải) trở lại bến cảng !put by - để sang bên - để dành, dành dụm - lảng tránh (vấn đề, câu hỏi, ai...) !put down - để xuống - đàn áp (một cuộc nổi dậy...) - tước quyền, giáng chức, hạ bệ; làm nhục; bắt phải im - thôi không giữ lại, bỏ không duy trì (cái gì tốn kém) - ghi, biên chép - cho là =to put somebody down for nine years old+ cho ai là chừng chín tuổi =to put somebody down as (for) a fool+ cho ai là điên - đổ cho,, đổ tại, quy cho, gán cho =I put it down to his pride+ điều đó tôi quy cho là ở tính kiêu căng của hắn - cho hạ cánh (máy bay); hạ cánh (người trong máy bay) - đào (giếng...) !put forth - dùng hết (sức mạnh), đem hết (cố gắng), trổ (tài hùng biện) - mọc, đâm, nảy (lá, chồi, mầm...) (cây); mọc lá, đâm chồi, nảy mầm - đem truyền bá (một thuyết...) - (từ Mỹ,nghĩa Mỹ) đề nghị, đưa ra, nêu ra (một luận điểm...) - (hàng hải) ra khỏi bến !put forward - trình bày, đề xuất, đưa ra, nêu ra (kế hoạch, lý thuyết...) - văn (đồng hồ) chạy mau hơn =to put oneself forward+ tự đề cao mình, tự làm cho mình nổi bật !put in - đệ (đơn kiện); dẫn, đưa ra (chứng cớ) - (pháp lý) thi hành =to put in a distress+ thi hành lệnh tịch biên - đưa vào, xen vào =to put in a remark+ xen vào một lời nhận xét - đặt vào (một đại vị, chức vụ...) - làm thực hiện =to put in the attack+ thực hiện cuộc tấn công - phụ, thêm vào (cái gì) - (hàng hải) vào bến cảng; dừng lại ở (bến nào) (tàu biển) - (thông tục) dùng (thì giờ làm việc gì...) !to put in for - đòi, yêu sách, xin =to put in for a job+ xin (đòi) việc làm =to put in for an election+ ra ứng cử !put off - cởi (quần áo) ra - hoân lại, để chậm lại =never put off till tomorrow what you can do today+ đừng để việc gì sang ngày mai việc gì có thể làm hôm nay - hoãn hẹn với, lần lữa vơi (ai); thoái thác, lảng tránh (một lời yêu cầu...) =to put somebody off with promises+ hứa hẹn lần lữa với ai cho xong chuyện - (+ from) ngăn cản, can ngăn, khuyên can (ai đừng làm gì) - tống khứ, vứt bỏ (ai, cái gì) - (+ upon) đánh tráo, đánh lộn sòng, tống ấn (cái gì xấu, giả mạo... cho ai) !put on - mặc (áo...) vào, đội (mũ) vào, đi (giày...) vào... - khoác cái vẻ, làm ra vẻ, làm ra bộ =to put on an air of innocence+ làm ra vẻ ngây thơ =her elegance is all put on+ vẻ thanh lịch của cô ta chỉ là giả vờ - lên (cân); nâng (giá) =to put on flesh (weight)+ lên cân, béo ra - tăng thêm; dùng hết =to put on speed+ tăng tốc độ =to put on steam+ (thông tục) đem hết sức cố gắng, đem hết nghị lực =to put the screw on+ gây sức ép - bóp, đạp (phanh); vặn (kim đồng hồ) lên, bật (đèn) lên - đem trình diễn, đưa lên sân khấu (một vở kịch) =to put a play on the stage+ đem trình diễn một vở kịch - đặt (cược...), đánh (cá... vào một con ngựa đua) - giao cho, bắt phải, chỉ định (làm gì) =to put somebody on doing (to do) something+ giao cho ai làm việc gì =to put on extra trains+ cho chạy thêm những chuyến xe lửa phụ - gán cho, đổ cho =to put the blame on somebody+ đổ tội lên đầu ai - đánh (thuế) =to put a tax on something+ đánh thuế vào cái gì !put out - tắt (đèn), thổi tắt, dập tắt (ngọn lửa...) - đuổi ra ngoài (một đấu thủ chơi trái phép...) - móc (mắt); làm sai khớp, làm trật khớp (xương vai...); lè (lưỡi...) ra - làm bối rối, làm lúng túng; quấy rầy, làm phiền; làm khó chịu, làm phát cáu - dùng hết (sức...), đem hết (cố gắng...) - cho vay (tiền) lấy lâi, đầu tư - (từ Mỹ,nghĩa Mỹ) xuất bản, phát hành - giao (việc) cho làm ở nhà (ngoài xưởng máy) - sản xuất ra =to put out 1,000 bales of goods weekly+ mỗi tuần sản xuất ra 1 000 kiện hàng !put over - (từ Mỹ,nghĩa Mỹ), (thông tục) hoàn thành (cái gì) trong hoàn cảnh không thuận lợi; hoàn thành (cái gì) nhờ tài khéo léo (nhờ mưu mẹo) - giành được sự tán thưởng cho (một bộ phim, vở kịch) =to put oneself over+ gây ấn tượng tốt đẹp đối với, tranh thủ được cảm tình của (người nghe) !put through - hoàn thành, làm trọn, làm xong xuôi, thực hiện thắng lợi (công việc gì) - cắm cho (ai) nói chuyện bằng dây nói (với ai qua tổng đài) =put me through to Mr X+ xin cắm cho tôi nói chuyện với ông X - (từ Mỹ,nghĩa Mỹ) bắt phải làm, bắt phải chịu !put to - buộc vào; móc vào =the horses are put to+ những con ngựa đã được buộc vào xe !put together - để vào với nhau, kết hợp vào với nhau, cộng vào với nhau, ráp vào với nhau =to put heads together+ hội ý với nhau, bàn bạc với nhau !put up - để lên, đặt lên, giơ (tay) lên, kéo (mành...) lên; búi (tóc) lên như người lớn (con gái); giương (ô); nâng lên (giá...); xây dựng (nhà...); lắp đặt (một cái máy...); treo (một bức tranh...) - đem trình diễn, đưa lên sân khấu (một vở kịch) - xua ra (thú săn), xua lên, làm bay lên (chim săn) - cầu (kinh) - đưa (kiến nghị) - đề cử, tiến cử (ai); ra ứng cử =to put up for the secretaryship+ ra ứng cử bí thư - công bố (việc kết hôn); dán lên, yết lên (yết thị...) =to put up the bans+ thông báo hôn nhân ở nhà thờ - đưa ra (để bán, bán đấu giá, cạnh tranh...) =to put up goods for sale+ đưa hàng ra bán - đóng gói, đóng hộp, đóng thùng... cất đi - tra (kiếm vào vỏ) - cho (ai) trọ; trọ lại =to put up at an inn for the night+ trọ lại đêm ở quán trọ - (thông tục) xúi giục, khích (ai làm điều xấu...) - (thông tục) bày đặt gian dối, bày mưu tính kế (việc làm đen tối) - làm trọn, đạt được =to put up a good fight+ đánh một trận hay - (từ Mỹ,nghĩa Mỹ) đặt (tiền), cấp (vốn); trả (tiền) trước - dùng (ai) làm dô kề (đua ngựa) =to put up to+ cho hay, bảo cho biết, báo cho biết =to put someone up the duties he will have to perform+ bảo cho ai biết những nhiệm vụ người đó phải thi hành =to put up with+ chịu đựng, kiên nhẫn chịu đựng; tha thứ =to put up with an annoying person+ kiên nhẫn chịu đựng một anh chàng quấy rầy !put upon - hành hạ, ngược đãi - lừa bịp, đánh lừa - (thông tục) cho vào tròng, cho vào xiếc =don't be put upon by them+ đừng để cho chúng nó vào tròng !to put someone's back up - làm cho ai giận điên lên !to put a good face on a matter - (xem) face !to put one's foot down - kiên quyết, quyết tâm, giữ vững thế đứng của mình (nghĩa bóng) !to put one's best foot forward - rảo bước, đi gấp lên !to put one's foot in it - sai lầm ngớ ngẩn !to put one's hand to - bắt tay vào (làm việc gì) !to put one's hand to the plough - (xem) plough !to put the lid on - (xem) lid !to put someone in mind of - (xem) mind !to put one's name down for - ghi tên ứng cử; ghi tên đăng ký mua (báo...) !to put someone's nose out of joint - (xem) nose !to put in one's oar - làm ra vẻ, làm điệu, cường điệu !to put [one's] shoulder to [the] wheel - (xem) shoulder !to put somebody on - (từ Mỹ,nghĩa Mỹ), (từ lóng) đánh lừa ai !to put a spoke in someone's wheel - (xem) spoke !to put to it - (từ Mỹ,nghĩa Mỹ) đẩy vào hoàn cảnh khó khăn; thúc bách - dạng bị động phải đương đầu với mọi vấn đề, phải đối phó với mọi vấn đề !to put two and two together - rút ra kết luận (sau khi xem xét sự việc) !to put wise - (từ Mỹ,nghĩa Mỹ), (từ lóng) làm cho sáng mắt ra, chỉ giáo cho, làm cho hết sai làm, làm cho hết ảo tưởng !to put words into someone's mouth - (xem) mouth * danh từ - (thể dục,thể thao) sự ném, sự đẩy (tạ...) * danh từ & động từ - (như) putt * danh từ - (từ cổ,nghĩa cổ), (từ lóng) người gàn dở, người quê kệch

    English-Vietnamese dictionary > put

  • 19 get down

    - xuống, đi xuống; xuống ngựa; đem xuống, đưa xuống =to get down on one's knees+ quỳ xuống - đánh đổ, đánh ngâ, đánh gục; hạ, bắn rơi (máy bay...) - nuốt (miếng ăn...) !to get in - vào, đi vào, len vào; tới nơi về (nhà...) =when does the train get in?+ khi nào xe lửa tới? =to get in between two persons+ len vào giữa hai người =to get in with someone+ khéo len lõi được lòng ai - mang về, thu về =to get in the crop+ thu hoạch mùa màng =to get money in+ thu tiền về - trúng cử, được bầu (trong cuộc bầu cử) - đấm trúng, đánh trúng =to get a blow in+ đấm trúng một thoi !to get into - vào, đi vào - (thông tục) mặc (quần áo); đi (giày ống...) - bốc lên (đầu); làm say chếnh choáng (rượu) =whisky gets into head+ uýtky bốc lên đầu làm say chếnh choáng - lâm vào, mắc vào, nhiễm =to get into debt+ mắc nợ =to get into a habit+ nhiễm một thói quen !to get off - ra khỏi, thoát khỏi; sổ ra =to get off with a whole skin+ thoát khỏi nguy hiểm - xuống (xe, tàu, ngựa...) - ra đi, khởi hành; bay lên (máy bay) - gỡ cho (ai) thoát tội, gỡ cho (ai) nhẹ tội; thoát khỏi khó khăn, thoát khỏi được sự trừng phạt, được tha thứ =to get off cheap (easy)+ thoát khỏi dễ dàng - bỏ, cởi bỏ, vứt bỏ, tống đi =to get off one's clothes+ cởi quần áo - gửi đi, cho đi =to get a parcel off+ gửi một gói hàng - làm bật ra, mở ra, làm lỏng ra =to get the lid off+ mở bật một cái nắp ra - đi ngủ - tha (một bị cáo...) - trục (tàu đắm) lên =to get off with+ làm thân được, chim được, ve vân được !to get on - lên, trèo lên =to get on a horse+ lên ngựa - mặc (quần áo...) vào; đi (giày dép...) vào; đội (mũ...) vào - xúc tiến (một công việc...) - tiến bộ, tiến phát =to get on in life+ thành công trong cuộc sống =to get on with one's studies+ tiến bộ trong học tập - sống, làm ăn, xoay sở =how are you getting on?+ dạo này anh làm ăn thế nào? =we can get on wothout his help+ không có sự giúp đỡ của chúng tôi cũng vẫn xoay sở được - hoà thuận, ăn ý =they got on very well+ chúng nó sống rất hoà thuận với nhau; =to get on with somebody+ ăn ý với nhau =to get on with somebody+ ăn ý với ai, sống hoà thuận với ai - gần đến, xấp xỉ =to be getting on for forty+ xấp xỉ bốn mươi tuổi =it's getting on for dinner-time+ gần đến giờ ăn rồi =to get on to+ (từ Mỹ,nghĩa Mỹ) hiểu được !to get out - bắt ra, tống ra, đuổi ra; nhổ ra, kéo ra, lấy ra =to get money out of someone+ bòn rút tiền bạc của ai - tẩy (vết bẩn...) - xuất bản (một cuốn sách...) - đọc, nói ra, phát âm (một từ...) - đi ra, ra ngoài =get out+ cút đi!, ra ngay!, láo!, tầm bậy! =to get out of sight+ đi mất hút không nhìn thấy đâu nữa - xuống (tàu, xe...) - thoát ra, lộ ra ngoài (tin tức, điều bí mật...) - thoát khỏi, dần dần bỏ, dần dần mất =to get out of a difficulty+ thoát khỏi khó khăn =to get out of a habit+ dần dần bỏ thói quen, dần dần mất đi thói quen =to get out of shape+ trở thành méo mó, không còn ra hình thù gì =to get out of hand+ thoát khỏi sự kiểm soát, không còn kiềm chế được nữa, trở nên loạn xạ (tình hình); làm dứt (việc gì) !to get over - làm xong (việc phiền phức) - vượt qua, khắc phục, khỏi =to get over difficulties+ vượt qua mọi khó khăn, khắc phục mọi khó khăn =to get over a distance+ vượt qua một quâng đường =to get over an illness+ khỏi bệnh =to get over a surprise+ hết ngạc nhiên - (từ lóng) dùng mưu lừa gạt (ai); phỉnh (ai) =to get over somebody+ dùng mưu lừa gạt ai - bác bỏ (lý lẽ, chứng cớ...) !to get round - tán tỉnh, lừa phỉnh (ai), dùng mưu lừa gạt (ai, làm theo ý mình) - chuồn, lẩn tránh, không thi hành =to get round a question+ lẩn tránh một câu hỏi =to get round the law+ không thi hành luật - đi quanh - (từ Mỹ,nghĩa Mỹ) đến nơi - (từ Mỹ,nghĩa Mỹ) khỏi bệnh, bình phục !to get through - đi qua, chui qua, vượt qua; làm trôi qua (thời gian) - làm trọn, làm xong; chịu đựng đến cùng =to get through with a book+ đọc hết một cuốn sách =to get through with one's work+ làm trọn công việc, hoàn thành công việc - đem thông qua; được thông qua (đạo luật...) !to get to - bắt đầu =to get to work+ bắt đầu làm việc, bắt tay vào việc - đạt đến, đi đến chỗ =they soon got to be friends+ chẳng mấy lúc chúng đi đến chỗ thân nhau !to get together - nhóm lại, họp lại, tụ họp - thu góp, góp nhặt - (từ Mỹ,nghĩa Mỹ), (thông tục) thảo luận, hội đàm; đồng ý nhau, đi đến chỗ thoả thuận !to get under - dập tắt (đám cháy...) - đè lên trên =to get one's opponent under+ đè lên trên địch thủ - đi dưới, chui dưới (vật gì) !to get up - lôi lên, kéo lên, đưa lên, mang lên, đem lên - xây dựng nên, tổ chức, sắp đặt (một buổi lễ...); bày (mưu); chuẩn bị (bài giảng, bài thi...); bịa (một câu chuyện...) - trình bày, tô diểm, làm dáng cho (ai, cái gì...); tạo ra (một sự cảm động vờ...) - giặt sạch; là (quần áo) - tăng =to get up speed+ tăng tốc độ - đứng dậy, ngủ dậy - leo lên, đi lên, bước lên - nổi dậy (gió...), dâng lên (nước biển...) !to get across (over) the footlights - (thông tục) đạt, được khán giả tiếp nhận dễ dàng (câu nói trong vở kịch...) !to get away with it - thành công, làm trôi chảy; thoát được sự trừng phạt !to get hold of - (xem) hold !to get home - trúng đích, đạt tới đích !to get it [hot] - bị chửi mắng !to get nowhere - không đi tới đâu, không đi tới kết quả gì !to get on like a house on fire - tiến nhanh lên phía trước; lan nhanh - tiến bộ vượt mức - rất hoà thuận; rất hợp ý tâm đầu !to get on one's legs (feet) - diễn thuyết, nói chuyện trước công chúng !to get on someone's nerves - (xem) nerve !to get one's hand in - làm quen với (việc gì...) !to get one's Indian up - (từ Mỹ,nghĩa Mỹ), (từ lóng) phát cáu !to get one's own way - làm theo ý mình !to get one's shirt off (one's monkey up, one's rag out, one's Irish up) - phát cáu, nổi giận, mất bình tĩnh !to get out of bed on the wrong side - (xem) bed !to get somebody's back up - (xem) back !to get something on the brain - để cho cái gì làm ám ảnh tâm trí !to get the best of it - (xem) best !to get the better of - (xem) better !to get the gate - (xem) gate !to get the wind of someone - thắng ai; lợi thế hơn ai !to get the wind up - (xem) wind !to get under way - lên đường, khởi hành, nhổ neo; khởi công !to get wind (knowledge) of - nghe phong thanh (chuyện gì) !the news got wind - tin tức lan đi * danh từ - con (của thú vật) (dùng trong chuyện săn bắn)

    English-Vietnamese dictionary > get down

  • 20 boven

    boven1
    bijwoord
    [op een hoger gelegen plaats] aboveup met werkwoord van richting, upstairs in gebouw
    [op de bovenverdieping] upstairsup met werkwoord van beweging
    [op de hoogst gelegen plaats] on top
    [aan de oppervlakte] up
    [in het voorafgaande] above
    [aan de winnende hand] on topat the top/head
    [+ voorzetsel] on top at the top
    voorbeelden:
    1   deze kant/dit boven! this side/end up!
         boven was het uitzicht fantastisch the view from above/ op hoogste punt at the top was magnificent
         naar boven gaan go up; trap ook go upstairs
         de weg naar boven the way up
         naar boven afronden round up
    2   (naar) boven brengen take/carry up; bring back 〈herinneringen e.d.〉
         kom maar boven come on up
         woon je boven of beneden? do you live upstairs or down(stairs)?
         ik kom net van boven I've just come downstairs
    3   te boven komen get over
         dat gaat mijn verstand/begrip te boven that is beyond me; te moeilijk ook that's over my head
         het gaat elke beschrijving te boven it defies all description
         tot boven aan toe to the (very) top
         de vierde regel van boven the fourth line from the top
         hij zat van boven tot beneden onder de modder he was covered with mud from head to toe
         van boven af voorschrijven prescribe from above
    4   weer boven komen come up again
    5   zie boven see above
         als boven as (stated) above
         zoals boven gezegd/aangehaald as mentioned above/earlier (on)
    7   boven aan de lijst staan be at the top/head of the list
         boven op elkaar stapelen pile one on top of the other
    ————————
    boven2
    voorzetsel
    [hoger dan] aboverecht boven over
    [verder dan] above beyond
    [in rangorde hoger] above over, superior to
    [een maat/hoeveelheid overtreffend] over above, beyond
    [behalve] over and above on top of
    [stroomopwaarts; ten noorden van] above
    voorbeelden:
    1   hij woont boven een bakker he lives over a baker
         boven water komen letterlijk surface, come up for air; figuurlijk turn up
         figuurlijkdaar moet je boven staan you should be above that sort of thing
         uitsteken boven rise above
         de flat boven ons the flat overhead
    2   dat gaat boven mijn verstand that is beyond me
    3   hij stelt zijn carrière boven zijn gezin he puts his career before his family
         boven zijn stand trouwen marry above oneself
         er gaat niets boven Belgische friet there's nothing like Belgian chips
         uitmunten boven excel
         veiligheid boven alles safety first
    4   niet boven de begroting gaan not exceed the budget
         kinderen boven de drie jaar children over three
         boven zijn stand leven live beyond one's means
         boven alle twijfel beyond (a/all) doubt
         hij is boven alle verdenking/kritiek verheven he is above all suspicion/criticism
         tien graden boven het vriespunt ten degrees above freezing point
         boven de tien seconden blijven not get under ten seconds
    5   hij verdient nog wel duizend gulden boven zijn maandsalaris he earns as much as a thousand guilders on top of his monthly salary
    6   Noord-Holland boven het IJ North-Holland above the IJ
         Bonn ligt boven Lobith Bonn is above Lobith

    Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > boven

См. также в других словарях:

  • Maurice Gilliams — Maurice, Baron Gilliams (Antwerp, 20 July 1900 Antwerp, 18 October 1982) was a Flemish writer and poet. He was the son of printer Frans Gilliams, and he learned to be a typographer. On 27 August 1935, he married Gabriëlle Baelemans, but they… …   Wikipedia

  • Teufel — (s. ⇨ Teixel). 1. A mol muess ma m Teuffel uff de Wedel treta. – Birlinger, 1036. 2. All, wat de Düwel nich lesen kann (will), dat sleit he vörbi (oder: sleit he äwer). – Frommann, II, 389, 123; Eichwald, 346; Goldschmidt, 57; Kern, 1430. 3. Als… …   Deutsches Sprichwörter-Lexikon

  • Vogel — 1. A Fôglar diar so êder sjong, gung a Kâter iar inj aauer a dik me (wegh me üüb a Dâi). (Amrum.) – Haupt, VIII, 351, 19. Die Vögel, die so früh singen, mit denen geht die Katze über den Deich (am Tage weg). 2. A grosser Vogel braucht a gross… …   Deutsches Sprichwörter-Lexikon

  • Dutch language — Dutch Nederlands Pronunciation [ˈneːdərlɑnts] ( listen) …   Wikipedia

  • Natalia (Belgian singer) — Natalia Druyts Natalia meets En Vogue feat. Shaggy Background information Birth name Natalia Druyts Als …   Wikipedia

  • Antoon Jozef Witteryck — (Oostkamp, June 6 1865 Bruges, July 3 1934) was a publisher and instructor from Belgium, one of the first Esperantists in this countryside.Bibliography* Het Esperanto in tien lessen . 2a eld. Brugge: A. J. Witteryck. * Conversations en quatre… …   Wikipedia

  • Antoon-Jozef Witteryck — Antoon Jozef Witteryck, instituteur et éditeur, fut également un des premiers propagandistes de l espéranto en Belgique. Il est né le 6 juin 1865 à Oostkamp et est mort le 3 juillet 1934 à Assebroek (Bruges). Il édita, voire fut lui même l auteur …   Wikipédia en Français

  • Antoon Jozef Witteryck — Antoon Jozef Witteryck, instituteur et éditeur, fut également un des premiers propagandistes de l espéranto en Belgique. Il est né le 6 juin 1865 à Oostkamp et est mort le 3 juillet 1934 à Assebroek (Bruges). Il édita, voire fut lui même l auteur …   Wikipédia en Français

  • Francisation de Bruxelles — Emplacement en Belgique de Bruxelles, enclave officiellement bilingue au sein de la Flandre néerlandophone[1] …   Wikipédia en Français

  • Antoon Jozef Witteryck — Saltar a navegación, búsqueda Antoon Jozef Witteryck (Oostkamp, 6 de junio de 1865 Brujas, 3 de julio de 1934) editor e instructor belga, uno de los primeros esperantistas de este país. Bibliografía Het Esperanto in tien lessen. 2a eld. Brugge: A …   Wikipedia Español

  • Mann — 1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben und Hühner Zeitung (Berlin 1862), Nr. 6, S. 46. 2. A Mann a Wort oder a Hundsfott. (Ulm.) 3. A Mann wie a Maus ün a Weib wie a Haus is noch nit gleich. (Jüd. deutsch. Warschau.) Will sagen, dass …   Deutsches Sprichwörter-Lexikon

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка:
Нажмите правой клавишей мыши и выберите «Копировать ссылку»